Door: Hoogleraar Orthopedagogiek Carlo Schuengel (Vrije Universiteit Amsterdam)
“Als je als ouders en kind met een beperking als twee handen op één buik bent, kan een grote verandering, bijvoorbeeld het uit huis gaan, erg spannend zijn. ‘Want’, vragen ouders zich af, ‘kan mijn kind zich ergens anders net zo veilig voelen als bij mij/bij ons?’
We weten dat kinderen en volwassenen met meerdere mensen tegelijk veilige gehechtheidsrelaties kunnen opbouwen. Wat je wel vaak hoort, is dat kinderen die uit huis gaan, ineens alle aandacht richten op de zorgverleners met wie ze te maken krijgen. Doen ouders er dan definitief niet meer toe? In elk gezin hebben jonge kinderen soms ook wel een periode waarin ze een hele sterke voorkeur hebben voor de ene ouders boven de andere.
Kinderen hebben tijd nodig om zich aan te passen aan nieuwe situaties. Er zijn veel nieuwigheden en het mooie is: zo’n grote verandering - zelfs als die abrupt is - biedt kansen voor groei en ontwikkeling. Ouders blijven belangrijk voor hun kind, zeker als hun relatie altijd al innig was. Ook bij zorgorganisaties komt er steeds meer besef dat zij niet in de plaats komen van ouders, maar dat zij het web van belangrijke personen groter kunnen maken. En dat vraagt om aandacht voor het onderhouden van de relaties met ouders, ook als hun kind niet meer bij hen woont.”